We hebben het over geluid wanneer een trillingvan de lucht door het oor wordt opgevangen.
Die trilling bereikt het oor in de vorm van eengeluidsgolf, namelijk een opeenvolging van druken onderdruk die zich door de lucht verplaatsten.
Die trilling, die zich met ongeveer 340 m/s doorde lucht verplaatst, doet dat ook in anderemedia, maar dan tegen andere snelheden.
In een gebouw spreken we van min of meerisolerende materialen wanneer ze de geluidsgolf trager of sneller aan de lucht doorgeven.
Rubber bijvoorbeeld, dat bekend staat als eengoede isolator, geeft een trilling met slechts70 m/s door.
Dezelfde trilling wordt door glas, beton, of staaldoorgegeven met een snelheid van meer dan3000 m/s.
Die materialen zijn dus goede trillinggeleidersmaar slechte geluidsisolatoren.
Een trilling die door het oor wordt opgevangen,wordt gekenmerkt door twee parameters: de sterkte en de frequentie van de trilling.
De sterkte van de golf wordt aangegeven doorzijn trillingsenergie, uitgedrukt in watt (W). In de praktijk wordt ze gemeten in Pascal (Pa),
als druk op een bepaald ontvangstoppervlak.
Het bereik van de hoorbare druk is zeer groot en gaat van 0,00002 tot 20 Pa. Om het noteren te vereenvoudigen wordt het uitgedrukt op een logaritmische schaal in decibel (dB).
Het niveau (Lp) wordt berekend op basis van de gemeten sterkte (I) ten aanzien van de waarnemingsdrempel (Io), het zwakste geluid dat het oor kan horen: Lp = 10 log ( I / Io)
De gemeten sterkte is een fysische en objectieve waarde maar het menselijk oor interpreteert die waarde op subjectieve wijze.
Volgens de logaritmische berekening betekent een verdubbeling van de druk een toename van 3 dB. Voor het gehoor moet de druk echter10 keer groter moeten zijn voordat het als een verdubbeling van de aanvankelijke druk wordt waargenomen.
Voor gebouwenakoestiek betekent dit dat een geluid waarvan de sterkte tot de helft kan worden herleid , slechts met 3 dB daalt.
Opdat het oor de indruk zou hebben dat het geluid de helft zwakker is, moet men de geluidssterkte delen door 10.
De frequentie stemt overeen met het aantal trillingen per seconde, dat Hertz (Hz) wordt genoemd.
Het menselijk oor kan enkel luchttrillingen waarnemen die tussen 20 Hz en 20 000 Hz liggen.
In gebouwenakoestiek worden alleen de frequenties van 100 tot 4000 Hz onderzocht.
Die worden onderverdeeld in drie categorieën per akoestisch domein:
![]() |
Lage frequenties: minder dan 200 Hz. |
Bijvoorbeeld: traag wegverkeer, vliegtuigen op grote afstand, keukendampkappen, ventilatie . ; |
|
![]() |
Middenfrequenties: van 200 tot 2000 Hz. |
Bijvoorbeeld: gesprekken, televisietoestellen, radio; |
|
![]() |
Hoge frequenties: meer dan 2000 Hz. |
Bijvoorbeeld: deurbellen, piepende deuren, wekkers of de bel van |
Het menselijk oor is gevoeliger voor hoge frequenties. Dit betekent dat een hoge frequentie met dezelfde sterkte als een middenfrequentie als sterker zal worden ervare..
Daarom moeten we de metingen wegen, zodat het gemeten niveau van elke frequentie wordt weergegeven in functie van het waargenomen geluid.
In gebouwen ontstaan storende frequenties dikwijls als gevolg van trillingen waarvan de golflengte overeenkomt met de afmetingen van de kamer. Die frequenties zijn des te meer aanwezig wanneer lengte, breedte en hoogte van de kamer waarden zijn die een veelvoud van elkaar vormen.